Kennisgroep: kapitaalstorting bij vereffening deelneming blijft buiten opgeofferd bedrag
- mr3725
- 6 dagen geleden
- 2 minuten om te lezen
De Kennisgroep Deelnemingsvrijstelling heeft recent geoordeeld dat een kapitaalstorting in een deelneming voorafgaand aan haar ontbinding en vereffening niet leidt tot een verhoging van het opgeofferde bedrag als bedoeld in artikel 13d Wet Vpb 1969. De casus toont aan dat ook bij een formeel kapitaalverschaffingsmoment, de economische realiteit en de strekking van de liquidatieverliesregeling doorslaggevend zijn.
Casus in kort bestek
Een belastingplichtige houdt twee buitenlandse deelnemingen (D1 en D2). D1 heeft een schuld van ⬠10 aan D2. De belastingplichtige zelf is geen schuldenaar of garantsteller. Nadat is besloten tot ontbinding en vereffening van D1, stort de belastingplichtige nog ⬠10 kapitaal in D1, die deze direct aanwendt om de schuld aan D2 af te lossen. Kort daarna wordt D1 geliquideerd.
Geen verhoging opgeofferd bedrag
De vraag was of deze kapitaalstorting het opgeofferde bedrag voor D1 verhoogt. De Kennisgroep beantwoordt dit ontkennend, onder verwijzing naar het arrest HR 15 december 1999 (ECLI:NL:HR:1999:AA3862). Het debiteurenverlies dat D2 zou hebben geleden, wordt in feite via de kapitaalstorting omgezet in een liquidatieverlies bij de belastingplichtige. Een dergelijk resultaat past niet binnen de strekking van de liquidatieverliesregeling.
Economische realiteit boven civiele vorm
Hoewel kapitaalstortingen normaal gesproken het opgeofferde bedrag verhogen, is in dit geval doorslaggevend dat:
het besluit tot kapitaalstorting is genomen nadat al was besloten tot ontbinding en vereffening;
de kapitaalstorting uitsluitend diende om een groepsschuld te voldoen;
het economische verlies niet bij de deelneming zelf is blijven liggen, maar is doorgeschoven naar de moedermaatschappij.
De Hoge Raad heeft in het genoemde arrest uit 1999 immers geoordeeld dat bij fiscale kwalificatie mag worden afgeweken van de civielrechtelijke vormgeving, als die leidt tot onaanvaardbare fiscale gevolgen gezien het economische resultaat en de strekking van de wet.
Strekking liquidatieverliesregeling
De liquidatieverliesregeling is bedoeld als tegemoetkoming voor onverrekend gebleven verliezen bij de deelneming zelf. Niet om interne groepsverliezen, zoals oninbare vorderingen tussen zustervennootschappen, alsnog ten laste van de moedermaatschappij te brengen via verhoging van het opgeofferde bedrag.
Conclusie
De kapitaalstorting is fiscaal niet aan te merken als een echte verhoging van het belang in D1, maar als een stap die slechts tot doel heeft een intern groepsverlies anders te alloceren. Daarmee blijft het opgeofferde bedrag voor D1 ongewijzigd.
Meer weten? Neem hiervoor contact op met Jeroen Klerkx (jk@lexfiscalisten.nl).
Bron: Standpunt d.d. 30 juni 2025, KG:023:2025:10 Geen verhoging opgeofferd bedrag met kapitaalstorting
Comments