Afschrijfbeperking huurdersinveste-ringen: nieuw standpunt Belastingdienst verduidelijkt fiscale behandeling
- mr3725
- 3 dagen geleden
- 1 minuten om te lezen
Op 25 juli 2025 heeft de Belastingdienst een nieuw kennisgroepstandpunt gepubliceerd over de afschrijfbeperking bij huurdersinvesteringen (KG:213:2025:8). Dit standpunt biedt duidelijkheid over hoe moet worden omgegaan met afschrijvingen op investeringen die een gelieerde huurder doet in een gebouw dat eigendom is van een niet-belastingplichtige partij, zoals een gemeente.
In de casus gaat het om een gemeente die een gebouw (zwembad) verhuurt aan een gelieerde vennootschap (X BV), waarbij de gemeente zelf niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting (Vpb). X BV heeft investeringen gedaan in het gehuurde gebouw en deze op haar fiscale balans geactiveerd. De vraag die centraal staat: hoe moeten de afschrijvingslasten in aanmerking worden genomen bij X BV, gezien het feit dat het gebouw zelf geen fiscale boekwaarde kent bij de verhuurder?
De Belastingdienst beantwoordt de vraag als volgt. Omdat de gemeente en X BV als verbonden lichamen kwalificeren, moet voor de toepassing van artikel 3.30a, zevende lid, Wet IB 2001 een fiscale boekwaarde worden bepaald alsof het gebouw altijd tot de fiscale sfeer van de verhuurder heeft behoord. De afschrijvingsbeperking geldt dan op basis van deze fictieve boekwaarde, waarbij de bodemwaarde wordt vastgesteld op 100% van de WOZ-waarde.
Dit standpunt onderstreept het belang van een zorgvuldige fiscale analyse bij huurdersinvesteringen, zeker wanneer sprake is van verbonden partijen en niet-Vpb-plichtige verhuurders.
Wil je meer weten over dit kennisgroepstandpunt? Neem dan contact op met Jeroen Klerkx (jk@lexfiscalisten.nl).
Commentaires