Hof Bevestigt toepassing Vpb-Zorgvrijstelling voor BV
- mr3725
- 20 mei
- 2 minuten om te lezen
In een recente uitspraak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch bevestigd dat een BV die instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en gehandicaptenzorg exploiteert, voldoet aan de statutaire winstbestemmingseis en daarmee recht heeft op de zorgvrijstelling.
Op 14 mei 2018 diende de BV haar aangifte vennootschapsbelasting (Vpb) in voor het jaar 2015, met een belastbare winst van € 0. Bij deze aangifte verzocht de BV om toepassing van de Vpb-zorgvrijstelling (op grond van artikel 5, lid 1, onder c van de Wet Vpb). De inspecteur week echter af van de ingediende aangifte en legde een forse aanslag Vpb op inclusief belastingrente.
De BV maakte bezwaar tegen deze aanslag, en de rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank oordeelde dat de BV voldeed aan de winstbestemmingseis zoals bepaald in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Vpb. De inspecteur ging in hoger beroep, maar het hof heeft dit beroep verworpen.
Het hof stelde vast dat artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit Vpb niet alleen een statutaire voorwaarde bevat, maar ook feitelijke naleving vereist. In de statuten van de BV werd vermeld dat winst uitsluitend kon worden aangewend ten bate van een lichaam dat de Vpb-zorgvrijstelling toepast (op grond van artikel 5, lid 1, onder c van de Wet Vpb) of voor een algemeen maatschappelijk belang. Het hof constateerde vervolgens dat de BV de winst niet in strijd met deze statuten heeft uitgekeerd.
Het hof verklaarde de het hoger beroep ongegrond en volgde de rechtbank volledig. Het latere Vpb-besluit van 25 november 2019 werd door het hof niet relevant geacht voor het jaar 2015.
Heeft u vragen over deze uitspraak of wilt u meer weten? Neem hiervoor contact op met Jeroen Klerkx (jk@lexfiscalisten.nl).
Yorumlar